Ik speelde voorheen een quatre-mains van Diabel
Al ging het nog zo lekker, soms staakte ik mijn spel
Duizelig van haar boezemgleuf raakte ik van de tel
Mijn hand ging nooit haar bloesje in maar overwoog het wel
Mijn hand ging nooit haar bloesje in maar overwoog het wel
Het pianoboek werd opgedoekt, ging in een donkere kast
Ach, ik ben geen jongeman wie het samenspelen past
Die boezemgleuf die hoeft niet meer, ik vind het geen gemis
Ik besef dat buurvrouws boezem slechts een nuttige melkklier is
Ik besef dat buurvrouws boezem slechts een nuttige melkklier is
Wel ga ik dikwijls fietsen in Gods vrije natuur
Want wie rustig rondtoert, die raakt niet overstuur
Zie ik een hooggewaaide rok, gebruik ik mijn verstand
Ik gluur liever naar de guichelheil en naar de netelbrand
Ik gluur liever naar de guichelheil en naar de netelbrand