Voorbijgangers zijn vaak nieuwsgierig
Hoe ik toch zo lelijk kom
En dan vertel ik zonder opsmuk
De waarheid, want daar gaat het om
De stormwind loeit, het is eind november
Die helse nacht word ik verwekt
Mijn moeder (dienstmeid) slaapt op zolder
Waar het tocht en waar het lekt
Een dakpan klappert, moe schrikt wakker
Kijkt angstig rond en ze ontdekt
Aan het voeteneind een monster
Met de kop van een insekt
Het is een soort van reuzensprinkhaan
Die niet wacht maar haar bespringt
Hij kwijlt, maakt knarsende geluiden
Terwijl hij bij haar binnendringt
De stormwind blust mijn moeders kreten
De paring duurt oneindig lang
Hij kust mijn moeder met zijn roltong
En streelt met sprieten borst en wang
's Morgens is de wind gaan liggen
Het verkrachtend dier kreunt van genot
Na het lozen van zijn vruchtbare lading
Laat hij haar (mijn moeder) over aan haar lot
Nog steeds verwacht ik in augustus
Als ik mijn verjaardag vier
Dat er gebeld wordt, dat mijn vader..
Ook al is het maar een dier
Al wie schreef en onvolmaakt is
Kop en ledematen zijn defect
Denk aan hem die bastaardzoon is
Van een wild en woest insekt