Ik was op weg naar een ander land en de weg was lang
Ik droomde van een verre stad
De nacht was alles wat ik had
En ik was bang
En ik wou dat ik kon vliegen op de rug van een mantelmeeuw
Die dag liep ik verloren in de stad
Een schuwe vogel die de winter voor zich had
De kroeg was warm
En weggedoken in m'n jas, boven een glas, had ik me alweer bezat
Ik zocht wanhopig naar de straat waar ik m'n kamer had
En voelde mij de koning te arm
En ik wou dat ik kon vluchten in de wolken als een mantelmeeuw
Wees niet bang voor de nacht, de nacht gaat voorbij
En dan komt de dag, de dag maakt je vrij
Blijf wachten; wacht je op mij
Wacht je op mij, wacht je op mij
Ik zag de poorten van de stad, ik klopte aan
En zwervend vond ik langs m'n pad
Een huis dat zeven vensters had
En ik bleef staan
Ik had me opgesloten in m'n kamer en ik was de groene tovenaar, de ogen
dicht
Ik droomde van 't hoge gras en van 't land, dat ergens was, 'k wist niet
waar
Tot ik wakker werd, naar buiten keek en daar zag ik jouw gezicht
En hoog in de lucht klonk de schreeuw van een mantelmeeuw
Ik had je verwacht, kom met me mee
Ik breng je vannacht naar een huis aan de zee
M'n armen zijn zacht, ik ga met je mee
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Ga met me mee (ik ga met je mee)
Mantelmeeuw, mantelmeeuw