Ik zie er dat Vlaand'ren zo geren ! Kent gij de taal van mijn land ?
De taal is het niet van de Heren, ik weiger die Heren mijn hand.
Mijn taal is de zon van mijn gaarde, mijn taal is een lied van de mei,
Mijn taal is 't gebed van ons aarde, en die erop trapt, trapt op mij !
Ik sta voor mijn Vlaams, 't Vlaams van mijn land, van Vlaand'ren !
Ik zie er dat Vlaanderen zo geren ! Kent gij het volk van mijn land ?
Het wroet om verlost van de Heren, het eet er een roggenen kant.
Het zendt naar de IJzer zijn helden, en Vlaanderen oogst er zijn loon:
Een kruiske van hout in de velden, met spot van de Klauwaerts tot kroon !
Ik sta voor mijn volk, 't volk van mijn land, van Vlaand'ren !
Ik zie er dat Vlaand'ren zo geren ! Kent gij dat Vlaand'ren, mijn land ?
Mijn toren, die lacht om de Heren, is daar bij mijn bomen geplant.
Mijn dak is er rood als mijn rozen. Mijn rozen, ze bloeien voor mij.
En 't windeken speelt met mijn dromen: ik droom er mijn Vlaanderen vrij !
Ik sta voor mijn land, 't land van mijn hart, mijn Vlaand'ren !