Aan de oever van de Wolga daar leefde eens een Rus
Hij woonde daar gezellig, hij woonde daar heel knus
Hij speelde balalaika en daarbij zong 'ie fraai
Alleen, z'n balalaika klonk valser dan een kraai
refrain:
Balalaika, balalaika, oei, oei, oei
Balalaika, balalaika, foei, foei, foei
Balalaika, balalaika, oei, oei, oei
Balalaika, balalaika, foei, foei, foei
Hij kreeg een beetje onrust en hij ging op toernee
En nam z'n diepe warme stem en balalaika mee
De Russen dachten: Jasses, die man die zingt zo fraai
Alleen die balalaika klinkt valser dan een kraai
refrain
Toen mocht 'ie niet meer spelen, zo vals dat was taboe
Toen vluchtte daar die arme Rus maar naar het westen toe
Daar speelde hij een avond, men vond het mooi maar ziet
Alleen z'n balalaika, z'n stem die moest men niet
refrain
Pompiedompiedom, la la la la la la la
Pompiedompiedom, la la la la la la la
Hij werd beroemd en speelde, zo had men daar beslist
Gelijk maar in een popgroep, als balalaika-ist
Hij speelde en hij speelde en voor dat hij het wist
Werd hij al spelend miljonair en ook kapitalist
refrain
Pompiedompiedom, la la la la la la la
Pompiedompiedom, la la la la la la la
refrain