Daar was eens een vreemde griet en die heette Klaartje
Groot en sterk en in haar mond een ludiek sigaartje
Zij kon zonder slag of stoot al d'r boontjes doppen
Met een stem om sowieso cokes mee te gaan kloppen
refrain:
Maar ze droomde van een huisje, heel romantisch op de hei
Met een kindje in haar armen en een mannetje aan d'r zij
Maar ze vond maar steeds geen heer
Die wou vechten met de beer
Lange benen en daaraan waar geen schoen kon passen
Grote voeten, fraai geschoeid met twee weekendtassen
En ze droeg heel elegant ringen in haar oren
Die in het normaal gebruik onder tractors horen
refrain
Als ze kwaad werd sloeg ze steeds keihard op de tafel
Brullend van: "Ik ben de baas in mijn eigen navel"
Als ze zong dan dacht je: jee, Klaartje die krijgt weeën
Daarbij sloeg ze haar gitaar radicaal in zessen
refrain
En zij droeg het allerliefst van die overallen
Dat haar vrouwelijke schoon niet zo op zou vallen
Zij kon lonken als een vrouw maar als kerel stoeien
Dat was de ellende nou, da's teveel van 't goeie
refrain