De criticus zit vadsig in zijn stoel
En kijkt neerslachtig naar 't nieuwe stuk
En heel de schouwburg weet het: 't Geluk
Van onze diva koorddanst op zijn lustgevoel
Vindt hij het goed, wat zij daar aanricht
Rollenden oogs en machtigen gebaars
O - dit zijn voor 't mens de uren des gevaars
Als zij voor deze blik haar sluier oplicht
Hij zucht en mompelt. In de pauze zwijgt hij zuur
En giet de koffie in zijn tragisch mannenhoofd
Zijn vrouw staat hij blij-voldaan. Heeft zij beloofd
Hem nooit te wekken voor 't noodlotsuur
Maar thuis vraagt zij, als een die weten moet
Hoe was 't Piet? Hij opent juist zijn jas
Zijn buik zwelt op en met sonore bas
Velt hij zijn oordeel: Mien, het was niet goed