Dit is een mooie middag om te sterven,
in 't krakend bed nauwlettend opgebaard,
uit reutelborst heel zacht en fijn besnaard,
wat converserend met bedroefde erven.
Terwijl ik prevel over polis en pensioen,
weet heel de troep: het wordt zijn tijd.
Hier past geen scheldwoord of verwijt.
Zijn hart loopt af - hij kan er niets aan doen.
Want dit is van 't sterven juist zo zoet:
Bij leven gaat geen enk'le schuld teloor
en wordt men steeds geschaduwd door
zijn daden - heel die gore stoet.
Doch nu - nog hier, maar bijna afgelegd -
wordt alles door verhevenheid omgloord.
Men wacht welwillend op mijn laatste woord.
Wat 't ook zij - ik heb het mooi gezegd.
Tekst: Simon Carmiggelt
Muziek: Herman van Veen, Harry Sacksioni