Daar komen de kabouters joechei joechei
Daar komen de kabouters wel honderd op een rij
Daar komen de kabouters, handjes op hun rug
Overladen met geschenken en zijn dus niet zo vlug
De kabouters zijn gekomen
De kabouters zijn gekomen om vrede te sluiten
Vrede met de grote mens
Zwaaiend met hun witte vlaggetjes maken zij een feestelijke indruk
Maar ik ben met het verkeerde been uit bed gestapt
Vette pech voor de kabouters
Ik begin als een wildeman om me heen te trappen
Als rijpe kersen spatten de tengere kabouterlijfjes onder mijn lederen zolen uiteen.
Een – nul voor de grote mens
Twee van hen dreigen de dans te ontspringen
Maar het dichtslaan van de zware eikenhouten deur maakt op de drempel een einde aan deze illusie
En de rust keert weder in mijn nederige houthakkersstulpje en ik stap terug in bed om een welverdiend uiltje te knappen