Wij zijn het volk van de aardappeleters
Van melkende meisjes en beterweters
Van Jannen de Wit en van jongens stavast
En een sok met het geld in de linnenkast
Met anti-markassa, met Ot en met Sien
En de straten verlaten om kwart over tien
Met thee op een lichie en koffie verkeerd
Wie 't kleine niet eert is het grote niet weert
Wij zijn het volk van de slagroomgebakjes
Van stamppotjes, restjes en kliekjes en prakjes
Voor alles een hek en een perk en een paal
En een lekkere jus bij het middagmaal
Het landschap ligt overal waterpas
Boven kolen en olie en een hele bel gas
Wij weten gelukkig ons volk en ons land
Op een koopie geborgen in NATO verband
Wij hebben van oorsprong een boeren bevolking
Wij hebben zo'n oog voor klassieke bewolking
Het breien van broekjes, dat kunnen we goed
Maar we kunnen ook hard als een kei zijn, als 't moet
Wij zijn het volk waar de aanhouders winnen
Met schaapjes op 't droge en binnen is binnen
Hier wordt steeds de koe bij de horens gevat
En wie wat bewaart heb ook later nog wat
Ieder verdient hier het zout in de pap
En denk aan de daalder van de eerste klap
Wij bouwen kastelen met zuinige vlijt
En dan, de gezelligheid kent toch geen tijd
Luisteraars, u weet wat het leven ons leert
Wij zijn hier hoofdzakelijk gereformeert
Wij spreken hier allen een zelfde taal
En wij zijn van nature niet koloniaal
Wij zijn het volk met de oudsten van dagen
Wij zijn het volk van het winnen en wagen
Van schoon en van fris, van klein maar toch groot
En bloemetjesjurken met niet te veel bloot
De wolken zo prachtig
Het stamboekvee drachtig
De kaas, zo belegen
De wegen, een zegen
De buiken, steeds boller
De steden, steeds voller
En bumper aan bumper naar dertien miljoen
Hoe stil was mijn heide, mijn heide