Er was er eens een spookje, je weet wel: glanzend wit
Zo een waar je doorheen kijkt en die in kastelen zit
Een spookje uit het boekje, zo op het oog geen punt
Nu zal ik iets vertellen wat je niet geloven kunt:
Dit spookje was een bangerd
En riep er iemand 'Boe'
Dan fladderde hij huilend
Naar z'n spokenmoeder toe
refr.:
Herman, Herman
Lief klein spookje, wit van angst
Herman, Herman
In 't donker was hij zelf
In 't donker was hij zelf
In 't donker was hij zelf
In 't donker was hij zelf het allerbangst
Z'n ouders waren spoken van de allerbeste soort
Ze deden goed hun werk, je hebt ze 's nachts wel eens gehoord...
Ze vlogen langs het kerkhof, door een huis of een kasteel
Maar ach, hun zoontje Herman, die durfde 's nachts niet veel
Want Herman was een bangerd
En riep er iemand 'Hee'
Dan zat hij daarna bibberend
Een uur op de wc
refr.
Toen hebben alle spoken iets heel slims voor hem bedacht
Waardoor de kleine Herman niet meer bang is in de nacht
Ze zeiden met z'n allen: "Dat gaat niet langer zo
We geven 'm, als 'ie jarig is, een zaklantaarn kado!"
Nu spookt hij dubbel dapper
En roept er iemand 'Hoe'
Dan schijnt hij met z'n zaklantaarn
En roept nog harder 'Boe'
Herman, Herman
Lief klein spookje, wit van angst
Herman, Herman
Nu is hij lekker nooit
Nu is hij lekker nooit
Nu is hij lekker nooit meer zelf 't bangst