nachts bewoog
woekerend dek
Den Gooren kroop
stinkende vrek
op zoek naar de goudboom
vond slechts drek
ooit schoot hij
kogels van goud
vervlogen tijden
nu beet hij op hout
de knuist was leeg
geen hemd aan het lijf
Den Gooren kreeg
geen dubloenen vijf
de pomp zweeg
de mijn stond droog
het zaad veeg
het vlees was GOOR(t)