Er zijn wel beeldjes met een barst, die toch niet breken
En zelfs nog jaren op de schoorsteen blijven staan
Er zijn wel bootjes, waar het zeil van is gestreken
Die nog op eigen vaart de haven binnengaan
Je ziet soms blommetjes, die bloeien zonder water
En er zijn hele nette broeken zonder vouw
Ik ken een kat, die zit te spinnen zonder kater
Maar wat moet ik beginnen, liefste - zonder jou?
Er zijn wel harten, die verstaan ons zonder woorden
En er zijn er, die soms branden zonder vuur
Zonder Poolster blijft er desondanks het Noorden
Zonder klok verglijdt er toch wel uur na uur...
Je hoort soms lachjes, waaraan vrolijkheid niet meedoet
En je ziet zomerluchten zonder tint'lend blauw
Zelfs een afscheid is wel denkbaar zonder weemoed
Maar wat moet ik beginnen, liefste - zonder jou?
Soms hebben ridders uit ons ijzeren verleden
Door ene jonkvrouw snood verraden en verkocht
De zere stukken uit hun boezem weggesneden
Omdat zo'n ridder zijn verdriet niet tonen mocht
Ze zijn daarna fier iets heroisch gaan verrichten
(een koene kruistocht of de slag bij Noord-Scharwou);
Je kon hun harnas wel - maar de inhoud nooit ontwrichten
Maar wat moet ik, die echt geen held ben, zonder jou?
Dit is geen eeuw meer om bij maanlicht te gaan wene
Alleen een walvis vindt nog aftrek voor zijn traan
Mijn frele weemoed wordt door neonlicht beschenen
En net als Kloos wordt ook mijn Herte niet verstaan...
Ik ben een eeuw, of misschien meer, te laat geboren
Omdat mijn ooievaar niet vlugger kon of wou
En in de kilte van vandaag sta ik, bevroren
Zonder de warmte en de koestering van jou!