Des avonds op de trottoirs in de straten van het haven-kwartier
Loopt een eenzame man op zoek naar ondeugend vertier
Achter roodverlichte ramen lokt onweerstaanbaar het vleselijk schoon
Van mooie mysterieuze dames
Duivelinnen op hun troon
De man werpt geile blikken in de tempeltjes van genot
De dames achter het raam knikken: viens ici cherie
Ici il fait chaud
En hij laat zichzelf verleiden want wie is eenzaam en bestand
Tegen roomkleurige dijen, gehuld in zwarte kant
Rode lampen en havenvampen, dat is mijn wereld, dat is zijn sfeer
Rode lampen en havenvampen, dat is zijn leven, want in de
Liefde gelooft hij niet meer
Sommigen zeggen: "Vuile hoerenloper", anderen zeggen
"Die man is te beklagen"
Maar ik, ik kan hem wel begrijpen
Ja, want ook ik heb soms van die dagen
Dat ik mijzelf laat wegzinken in een moeras van wellustig gevoel
En dan ga ik graag een glaasje drinken en neem een duik in de zondepoel
O hoer... O lichtekooi... O vamp... O prostituee
Ik vind jou wondermooi, jij bent mijn sprookjesfee
O, mooie prinses der zonde, o vrouw van zalige verderven
In uw armen richt ik mij ten gronde, in uw klauwen wil ik sterven