Wim en Willie kregen, na een jaar of zes te zijn getrouwd
Plots een flatje toegewezen, dat was boffen goedbeschouwd
Op de zestiende verdieping, maar daar wende je wel aan
Wim zei dikwijls tegen Willie: "Kind, daar moet je boven staan"
En het had toch ook aspecten, waar je echt van kon gaan houên
Zoals het riante uitzicht op de and're flatgebouwen
Nee, ze woonden, naar bezoekersmaatstaf, bijna even mooi
Als de eig'naar van hun flatje in zijn villa in het Gooi
In 't begin was Willie daag'lijks met haar meubels in de weer
Vele stofdoekn verslijtend op d'r afro-teakfineer
En als zij dan heel de kamer rondgeweest was met d'r doek
Ging ze in een schone leunstoel zitten wachten op bezoek
Maar toen na een maand of zes nog niemand op was komen dagen
En vriendinnen noch familie reageerden op haar klagen
En ze door geen enk'le buurvrouw zelfs nog maar was toegeknikt
Heeft ze op een avond Wim zijn beide schouders natgesnikt
Maar die Wim van haar had te veel eigen zorgen aan zijn kop
Die liep altijd op zijn tenen, want hij wou graag hogerop
En dus had hij nauw'lijks aandacht voor de noodkreet van zijn vrouw
Iets, wat hij al spoedig vele meters diep betreuren zou
Want vanaf die dag ging Willie steeds meer piek'ren over dingen
Zoals: hoe het wezen zou om van de galerij te springen
En dat iedereen dan spijt zou hebben, dat-ie zich misdroeg
Want het mocht dan woonlaag heten, maar het was nog hoog genoeg
Op een dag in maart heeft Willie zich toen consequent betoond
En de flat voorgoed verlaten, waar ze zo kort had gewoond
Linkerbeen over de leuning, daarna kwam het rechterbeen
Diep de laatste adem halen en toen viel ze als een steen
Bij de elfde bracht ze nog een oude dame aan het schrikken
Die niets beters wist te doen dan haar vol afschuw toe te knikken
En op dat moment heeft Willie toch nog iets van spijt gevoeld
Maar wie doet er nooit eens iets, wat eig'lijk anders was bedoeld?